Al die processen die zich in onszelf, en collectief in organisaties afspelen, en waarvan we ons niet bewust zijn, niet over spreken, maar die wel een belangrijke rol spelen. In de organisatiekundige literatuur is eigenlijk pas sinds een paar jaar serieus aandacht voor de rol van emoties in de publieke ruimte, en in organisatieontwikkeling. Niet als een gegeven alleen, een soort natuurverschijnsel, maar ook iets waarop we mogelijk kunnen interveniëren.
Mooi vervolg
En daar gaat dit boek over, 10 jaar na het verschijnen van haar eerste boek, Doorbreken van Organisatiepatronen. Een heel mooi vervolg. In de afgelopen jaren heeft ze regelmatig gepubliceerd over thema's die in verschillende hoofdstukken terugkomen, en waarvan ze in dit boek een samenhangend geheel heeft gemaakt. Wat mij betreft een aanrader.
Je kunt Vanzelfzwijgend van kaft tot kaft lezen, maar dat hoeft niet. Door een veelheid aan interne en externe verwijzingen kom je altijd waar je wil zijn. In het eerste hoofdstuk maakt ze de structuur van het boek helder: een mooie vervlechting van concepten (in intermezzo’s) en thema’s (in hoofdstukken). Het boek is daardoor ook goed bruikbaar als een soort handboek voor organisatieontwikkelaars. Afhankelijk van het onderhanden vraagstuk kun je een bijbehorend hoofdstuk lezen. De titels van de hoofdstukken zijn soms wat poëtisch (bijvoorbeeld ‘Jongleren met identificatie’) maar hebben altijd een ondertitel die duidelijk maakt waar het hoofdstuk over gaat (‘Over meervoudige partijdigheid’). Dat maakt dit tot een toegankelijk boek voor vakgenoten, te meer daar Moeskops de verschillende systeem-psychodynamische concepten nog eens precies uiteenzet.
Emotionele logica?
Moeskops werkt vanuit een systeempsychodynamisch perspectief, dat ze aanduidt als emotionele logica, om zo te onderstrepen dat in onbewuste processen ook logica is te ontdekken. Het boek bevat 7 hoofdstukken en 6 zogenoemde intermezzo’s, en vele verwijzingen naar achterliggende literatuur en concepten. Het is bestemd voor mensen die zich bezighouden met diagnose en interventies, vanuit verschillende rollen. En ook hier geldt de inmiddels gebruikelijke waarschuwing bij systeempsychodynamische concepten: het is niet toepassen en afwerken, het is een manier van kijken en denken. Moeskops geeft aan het begin een mooie samenvatting, waardoor je Vanzelfzwijgend ook als naslagwerk kunt gebruiken.
Organisatiepatronen
In het tweede hoofdstuk, mooi ingeleid in Intermezzo 1 waarin modus 1 en modus 2 worden geïntroduceerd, werkt Moeskops een casus uit. Daarin loopt een organisatieverandering vast doordat enerzijds de druk te hoog oploopt en anderzijds het houvast om hiermee om te gaan onvoldoende gevonden wordt. Mensen raken verstrikt in hun eigen narratief en - zoals dat gaat in patronen - draaien zich er steeds vaster in. Interventies die ze noemt zouden de druk kunnen reduceren dan wel houvast bieden om deze te verdragen. Belangrijke concepten die we ook kennen uit eerder werk van haar hand, waar ze schreef over vastlopende processen en het vermogen tot verdragen (van spanning).
Het derde hoofdstuk is een mooi voorbeeld van de mooie balans tussen theorie en praktijk. Moeskops legt concepten als holding en containment met weinig woorden helder uit, en maakt de toepassing ervan duidelijk aan de hand van toegankelijke casuïstiek. Vooral het begrip good enough van Winnicott komt daarin goed naar voren. Het gaat niet om Zeker Weten, maar om je Beste Weten op dat moment, dat geeft ruimte voor verbetering en ontwikkeling voor alle betrokkenen.
Waar in het tweede hoofdstuk het accent op diagnose ligt, gaat Moeskops in het vierde hoofdstuk in op interveniëren, vanuit een narratief systeemperspectief, dat ze in een elftal vooronderstellingen helder neerzet. En ook hier weer rijkelijk voorzien van bronnen en verwijzingen. Interventies vinden plaats mét - dus niet vóór - betrokkenen, en zijn in die zin te beschouwen als een vorm van actieonderzoek. De interventionist helpt met deconstrueren en reconstrueren van (gestolde) verhalen. Voor wie dit nu nog abstract is, Moeskops maakt het heel duidelijk in de voorbeelden van narratieve vragen en in praktijkvoorbeelden. Verhalen zijn sociale constructen, en emoties zijn dat ook (al kijken we daar pas recent op deze manier naar). Beiden kunnen gedeconstrueerd worden en dat vraagt veel van betrokkenen, en ook van de interventionist.
Jezelf als instrument
Een bekende kreet voor organisatieadviseurs en -begeleiders: Jezelf als instrument. In het systeempsychodynamisch denken is dat erg belangrijk: overdracht en tegenoverdracht, parallellisme, en het belang van zelfkennis en reflectie. Het zijn belangrijke concepten in de aanloop naar het vijfde hoofdstuk, over rêverie. Rêverie betekent zoveel als mijmeren, dagdromen. Een normaal proces dat zich voordoet bij gebeurtenissen die blijven ‘hangen’: een opmerking, een blik, een onverwachte wending. Door deze mijmeringen actief in te zetten in een reflectief proces in bijvoorbeeld een consultatiegroep, kan meer inzicht ontstaan in wat er gebeurde, waar dat mogelijk voor staat, en wellicht zelfs hoe daarin te handelen. Ze illustreert dit met een tweetal praktijkverhalen, en benoemt ten slotte een aantal ‘lessons learned’ over rêverie.
In het volgende intermezzo beschouwt ze emotie als een contextueel fenomeen, in plaats van iets dat helemaal individueel is. Een gedachtegang die we ook zagen in het boek Tussentaal van Marijke Spanjersberg. Dat leidt dan ook tot andere vragen en/of interventies. In het zesde hoofdstuk vervolgens werkt ze het begrip ‘meervoudige partijdigheid’ uit met de precisie waaraan we in dit boek inmiddels gewend zijn geraakt. Via een laatste intermezzo waarin het begrip collusie wordt uiteengezet komen we bij het laatste hoofdstuk, dat tegenspraak behandeld. Eigenlijk: het oneens zijn en tegenspreken met (beoogd) behoud van de relatie en welke hobbels daarbij zoal te nemen.
Dit artikel staat in het Septembernummer van Managementboek Magazine. Deze editie lees je hier >
Over Charles Engelen
Drs. Charles Engelen CMC faciliteert veranderprocessen op individu-, team- en organisatieniveau rond vraagstukken op het gebied van structuur, besturing en cultuur van professioneel werk, samenwerking in (management-)teams, conflicten en vertrouwenscrises, leren en ontwikkelen, persoonlijke professionele groei.