Johan Cruijff keek me verbijsterd aan. Wat liepen er in de Nederlandse journalistiek toch malloten rond.
Ik had hem de vraag na lang wikken en wegen voorgelegd. Kon je het wel maken om een wereldberoemd man lastig te vallen met iets dat eerder privé leek dan – ahum – voetbaltechnisch relevant? Waar lag de grens tussen gezonde belangstelling en voyeurisme?
Het zwijgen van mijn jeugdheld duurde nu al een seconde of vijf. Cruijff keek langs me heen. Mechanisch kauwde hij op het broodje kroket dat de kantinejuffrouw van stadion De Meer hem had aangereikt. Zijn linkerhand speelde met het mosterdzakje. Goddank waren we alleen.
De nacht vóór de wedstrijd, daar wilde ik als jonge interviewer van het weekblad De Tijd graag alles over weten. Mocht ‘het’ wel, of mocht ‘het’ niet? Hoe had Cruijff in zijn actieve jaren aangekeken tegen het bedrijven van de liefde aan de vooravond van een cruciale match? En wat gaf hij vandaag de dag als trainer van Ajax zijn spelers op dit punt mee?
Cruijff schoof zijn bord opzij en begon aan een antwoord. Het was een verbale variant op de slaloms die hij vaak tussen de krijtlijnen had laten zien: onnavolgbaar zigzagde hij vooruit, moeiteloos de tackles ontwijkend die ik in gedachten had. Uiteindelijk bereikte hij zoals (bijna) altijd met een glimlach op de lippen het doel dat hij voor ogen had.
Ach, zuchtte Cruijff, alles bij elkaar was het voor hem geen erg ingewikkelde kwestie. Voor zover hij wist, hadden zijn prestaties op het veld nimmer geleden onder wat voor erotische activiteit dan ook.
‘Máár…’ Ik spitste mijn oren. ‘Maar voor sommige spelers is seks vóór de wedstrijd achteraf het beste excuus.’Cruijff als filosoof annex psycholoog. Opgelucht zette ik mijn cassetterecorder uit, met zo’n quote kon je thuiskomen. Dat dacht ik toen tenminste, maar terugblikkend besef ik: hier liet een journalist zich vakkundig het bos in sturen. Wat zéi Cruijff nou precies? Abracadabra.
Het afgelopen jaar vroeg ik tientallen collega-journalisten van naam en faam - maar ook van regionale kranten - of ze voor de bundel In de spiegel een stuk wilden schrijven over hun mooiste, pijnlijkste, wonderlijkste en meest leerzame interview van eigen hand. Wat steek je als journalist op door een gesprek met Theo Maasen, een alcoholist, Oprah, je vader, Poetin, een incest-slachtoffer, Le Pen, Louis van Gaal, een 105-jarige Armeniër of Antonie Kamerling? En hoe verandert dat je gedachten- en gevoelswereld? ‘Interviewers nemen iedereen de maat’, schreef ik in mijn uitnodigingsbrief, maar welke vragen stellen wij onszelf? Durven we lezers, luisteraars en kijkers een blik te gunnen in de journalistieke keuken?’
Precies 79 interviewers deden mee. Van Paul Witteman tot Cathérine Keyl, van Fons de Poel tot Lara Billie Rense, van Tijs van den Brink tot Tim Hofman, van Nina Jurna tot Martin Simek. Het leverde een rijke bundel op, waarin inspirerende inzichten, misstappen, hilarische ervaringen, trucs, spijtbetuigingen en ontroerende scènes elkaar afwisselen.
Een goede manager geeft niet alleen opdrachten, maar stelt ook vragen. Nieuwsgierigheid is een groot kapitaal. Je léért, je ontwikkelt jezelf – en daarmee je bedrijf of instelling. In de spiegel laat zien hoe je vragen op een vruchtbare manier kunt verwoorden, maar ook hoe je de plank kunt misslaan. Wie het goed doet, gaat als een verbeterde versie van zichzelf naar huis. Interviewer Jeroen Smit, die naam maakte als auteur De Prooi, over ABN/AMRO, schrijft in deze bundel openhartig over de wijze waarop hij leerde zijn oren open te doen voor verhalen van anderen, en hoe hij daardoor een bestseller op zijn naam schreef. Wat gebeurde er dan? Tja, dat staat In de spiegel.
Over Frénk van der Linden
Frénk van der Linden (1957), journalist en schrijver, maakte de afgelopen 30 jaar interviews, reportages en documentaires voor o.a. NRC Handelsblad,Nieuwe Revu, NPS-radio (Kunststof) en NCRV-televisie. Hij geldt als één van de beste interviewers in Nederland.